Het bestuur van SPMS vindt het belangrijk dat de fondsorganen zoveel mogelijk complementair zijn samengesteld. Het bestuur onderkent dat het, om optimaal te functioneren, een verscheidenheid aan vaardigheden en zienswijzen nodig heeft.
In de Code Pensioenfondsen is opgenomen dat het diversiteitsbeleid vorm krijgt als een groeimodel waarin het bestuur concrete doelen stelt die binnen haalbare termijnen bereikt kunnen worden. Er kan bijvoorbeeld rekening gehouden worden met zittingstermijnen. In de rapportage Code naleving Pensioenfondsen staat hoe het bestuur van SPMS hiermee omgaat.
Het bestuur wil bij het uitwerken van het diversiteitsbeleid een onderscheid maken tussen de doelen die op de korte termijn realiseerbaar zijn en de gewenste situatie op de langere termijn. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de diverse fondsorganen.
Het bestuur realiseert zich dat de situatie bij een beroepspensioenfonds anders is dan bij een bedrijfstak- of ondernemingspensioenfonds. In een beroepsfonds is de samenstelling van het deelnemersbestand immers per definitie tamelijk eenvormig. Alle deelnemers en gepensioneerden hebben dezelfde achtergrond, hetzelfde opleidingsniveau en – binnen marges – hetzelfde inkomensniveau. De samenstelling is hierdoor minder divers dan bij andere fondsen.
Het bestuur streeft naar een evenwichtige samenstelling van de deelnemers naar leeftijd. Hierbij moet bedacht worden dat een jonge deelnemer bij SPMS een stuk ouder zal zijn dan een jonge deelnemer bij andere fondsen. De gemiddelde leeftijd van nieuwe deelnemers in de SPMS-regeling ligt op 35 jaar. Een deelnemer die jonger is dan 45 kan daarmee als ‘jong’ worden gezien.
In de Code Pensioenfondsen is opgenomen dat in het bestuur ten minste één lid onder de 40 jaar zitting heeft. Gelet op de afwijkende leeftijdsopbouw stelt het bestuur van SPMS deze leeftijd op 45 jaar.
Het bestuur streeft ernaar dat ten minste 1 lid jonger is dan 45 jaar. Bij de vervulling van een vacature wordt actief gezocht naar kandidaten die passen in deze leeftijdsgroep, voor zover deze nog niet in bestuur vertegenwoordigd zijn.
Ook ten aanzien van de hogere leeftijden streeft het bestuur naar een evenwichtige samenstelling. Dit betekent in concreto dat het bestuur, dat uit minimaal 7 leden bestaat, zich ten doel stelt dat ten minste 2 leden voortkomen uit de groep
45-55-jarigen. Bij de vervulling van vacatures wordt hier echter niet expliciet op geworven; bij gelijke geschiktheid zullen kandidaten uit deze groep evenwel de voorkeur genieten, voor zover de bestuurssamenstelling daarom vraagt.
Gelet op de feminisering van de beroepsgroep acht het bestuur het van groot belang dat de zetelverdeling onder mannen en vrouwen meer evenwichtig wordt en dat ten minste 2 vrouwen zitting hebben in het bestuur. Bij vacatures wordt in eerste instantie alleen geworven onder de vrouwelijke deelnemers. Dit heeft resultaat gehad; eind 2008 is voor het eerst een vrouw toegetreden tot het SPMS-bestuur.
Het bestuur heeft aangegeven dat bij de samenstelling ook gekeken wordt naar diverse beroepsmatige specialismen en een spreiding over verschillende ziekenhuizen, om zoveel mogelijk een evenwichtige weergave van de doelgroep te bewerkstelligen. Tevens is besloten ook de gepensioneerden een plaats te geven in het bestuur. Er is een gepensioneerd bestuurslid benoemd door de buitengewone leden (gewezen en gepensioneerde deelnemers) van de Vergadering van Afgevaardigden (VvA); dit lid is in december 2014 toegetreden tot het bestuur.
De verschillende ziekenhuizen benoemen zelf hun vertegenwoordiger in de VvA. Er kan dus gesproken worden van een echte, min of meer volmaakte, vertegenwoordiging.
De 10 leden namens de buitengewone leden (gewezen en gepensioneerde deelnemers) worden via rechtstreekse verkiezingen tot buitengewoon lid van de VvA benoemd.
Gelet op deze constructie is het niet goed denkbaar om aan de ‘achterbannen in de ziekenhuizen’ voor te schrijven wie zij als hun vertegenwoordiger in de VvA willen terugzien. Wel kan het bestuur bij vacatures wijzen op het belang van een evenwichtige samenstelling binnen de VvA en de leden in de ziekenhuizen oproepen om daarbij ook vooral aan ‘jonge’ en vrouwelijke deelnemers te denken. Ook kan deze boodschap aan de VvA-leden worden meegegeven, zodat zij – in het geval zij binnen hun ziekenhuis op zoek gaan naar geschikte opvolgers – in eerste instantie binnen de doelgroep ‘jong’ en/of vrouw kunnen zoeken.
Als doel wordt gesteld dat in de Raad ten minste 1 vrouw zitting heeft. Van de Raad, die per 1 juli 2014 in functie is getreden, is ook daadwerkelijk een vrouw lid. Deze doelstelling is dus gehaald.
Daarnaast streeft het bestuur naar een evenwichtige leeftijdssamenstelling van de Raad.