We meten de uitstoot van broeikasgas in twee stappen. Eerst bepalen we wat de uitstoot is van de bedrijven waarin we beleggen. Vervolgens bepalen we welk deel van deze uitstoot we toerekenen aan SPMS.
SPMS gebruikt de uitstootgegevens van meer dan 3000 bedrijven van het Institutional Shareholder Services Inc. (ISS). ISS berekent deze gegevens aan de hand van:
ISS levert de uitstootgegevens aan van alle beleggingen van SPMS. En van alle bedrijven die zijn opgenomen in de benchmarks van de diverse beleggingscategorieën. Het ijkpunt van de gegevens is altijd 31 december van het voorgaande jaar.
ISS rekent alle uitstootgegevens om naar zogenoemde koolstofdioxide-equivalent (CO2e). Hoewel koolstofdioxide het meest bekende broeikasgas is, zijn er nog andere gassen (bijvoorbeeld methaan) waardoor de aarde opwarmt.
De koolstofdioxide-equivalent maakt het mogelijk om de impact van verschillende broeikasgassen te vergelijken. Het potentieel voor opwarming door methaan over 100 jaar is bijvoorbeeld 21 keer zo groot als dat van koolstofdioxide. Met andere woorden: de uitstoot van 1 miljoen ton methaan staat gelijk aan de uitstoot van 21 miljoen ton koolstofdioxide.
Broeikasgassen komen vrij bij verschillende activiteiten van een bedrijf. Om de totale uitstoot te bepalen wordt onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte uitstoot. Scope 1 is de directe uitstoot, bijvoorbeeld als gevolg van het gebruik van bedrijfsfaciliteiten en voertuigen. Scope 2 is de indirecte uitstoot die gepaard gaat met de productie van ingekochte elektriciteit of warmte. Scope 3 omvat andere vormen van indirecte uitstoot. Zoals uitstoot die gepaard gaat met de verwerking van bedrijfsafval of de uitstoot die vrijkomt bij het gebruik van het geproduceerde item door afnemers.
Voor de berekening van de broeikasuitstoot van de aandelen- en obligatieportefeuilles kijkt SPMS alleen naar de uitstoot van scope 1 en 2 activiteiten van bedrijven. De belangrijkste reden is dat de gegevens voor scope 3 nog beperkt beschikbaar zijn en vaak geschat moeten worden. De gegevens zijn daardoor vaak niet goed vergelijkbaar zijn.
Dit betekent niet dat de scope 3 uitstoot onbelangrijk is. Voor bepaalde sectoren wordt de scope 3 uitstoot gebruikt om te bepalen of de sector of het bedrijf in overeenstemming handelt met het Klimaatakkoord van Parijs. Dit geldt bijvoorbeeld voor autofabrikanten en de olie- en gasindustrie. De scope 3 uitstoot van gebruikers verderop in waardeketen is vele malen groter dan de uitstoot die vrijkomt bij de productie van auto’s of de winning van olie- en gas.
De uitstoot wordt toegekend aan SPMS op basis van haar eigenaarschap in de onderneming. Dus als het eigendomsaandeel van SPMS 0,1% bedraagt, dan wordt ook 0,1% van de uitstoot van dit bedrijf toegerekend aan SPMS.
Deze manier van rekenen geldt alleen voor zogenaamde scope 1 en scope 2 uitstoot. De scope 3 uitstoot wordt vastgesteld volgens het Greenhouse Gas protocol, waarbij per sector wordt vastgesteld wat de uitstoot in de hele waardeketen is. Reden hiervoor is dat veel bedrijven nog niet rapporteren over scope 3 uitstoot. Scope 3 uitstoot is dus niet geschikt om individuele bedrijven op te beoordelen.
De uitstoot die wordt toegewezen aan SPMS als aandeel- of obligatiehouder is afhankelijk van de totale waarde van de aandelen of de obligaties van SPMS. En wordt afgezet tegen de totale waarde van het bedrijf, waarbij zowel naar de marktwaarde van de aandelen als van de uitstaande schuld wordt gekeken.
Op het niveau van de totale beleggingsportefeuille van SPMS wordt de toegerekende uitstoot van alle individuele bedrijven waarin SPMS belegt vervolgens samengevoegd. De toegerekende uitstoot wordt vaak aangeduid als de gefinancierde uitstoot.
De gefinancierde uitstoot wordt berekend door de totale uitstoot van een bedrijf te vermenigvuldigen met het percentage dat de investeerder van de waarde van het bedrijf bezit. Voor het bepalen van de waarde van een bedrijf maakt SPMS gebruik van de Enterprise Value Including Cash (EVIC). Deze maatstaf geldt als marktstandaard en is als volgt gedefinieerd:
De berekening van de gefinancierde uitstoot op basis van EVIC schrijft voor dat de waarde van de aandelen en/of de obligaties wordt afgezet wordt tegen de totale EVIC van het uitgevende bedrijf:
Verder maakt SPMS gebruik van de broeikasgasintensiteitmaatstaf, ofwel de uitstoot per geïnvesteerde euro. Door deze maatstaf kunnen we de uitstoot van onze beleggingsportefeuille beter vergelijken met die van andere pensioenfondsen en andere financiële instellingen. De berekening daarvan is als volgt:
Dit kan geïllustreerd worden aan de hand van het volgende rekenvoorbeeld. Stel, de totale beleggingsportefeuille van SPMS is € 10 miljard en bestaat maar uit 2 bedrijven. In bedrijf A belegt SPMS € 4 miljard en in bedrijf B € 6 miljard, waarbij de totale Enterprise Value Including Cash (EVIC, de totale bedrijfswaarde) van bedrijf A en B achtereenvolgens € 200 miljard en € 800 miljard zijn.
Stel dat bedrijf A jaarlijks 500 ton kilogram CO2-uitstoot en bedrijf B 200 ton kilogram CO2, dan is de totale broeikasgasintensiteit van de SPMS beleggingsportefeuille:
(4 miljard / 200 miljard x 500 ton CO2) + (6 miljard / 800 miljard x 200 ton CO2) ofwel 2% x 500 ton + 0,75% x 200 ton CO2 = 10 ton + 1,5 ton = 11,5 ton kilogram CO2 = 11.500 kilogram CO2 / 10 miljard = 0,00000115 kilogram CO2 per € 1.
Ofwel, de broeikasgasintensiteit van onze gestileerde beleggingsportefeuille is 0,00115 milligram CO2 per geïnvesteerde euro.
SPMS monitort beide maatstaven (gefinancierde uitstoot en broeikasgasintensiteit) met oog op haar broeikasgasreductiedoelstelling.
In ons verslag maatschappelijk verantwoord beleggen leest u hoe we met onze beleggingen een positieve impact maken.